Aanbod Eerste lijn

Tijdens de jaren die een leerling doorbrengt op het JFC krijgt hij/zij mogelijk te maken met meerdere functionarissen. We onderscheiden in de leerlingbegeleiding  4 fasen, de zogenaamde eerste- t/m vierdelijnszorg.

Personen

De vakdocent
De vakdocent moet als eerstverantwoordelijke de lesstof zo aanbieden dat de leerling deze zich eigen kan maken. Bij problemen, zowel cognitief als sociaal-emotioneel neemt de vakdocent contact op met de mentor.

Vakinhoudelijke begeleiding
Elke docent is verantwoordelijk voor het geven van deze begeleiding aan zijn leerlingen.

De mentor
De mentor heeft de algemene zorg voor de leerling. Hij bewaakt de studieresultaten en het welzijn van de leerling. De mentor is de contactpersoon met het thuisfront. De mentor bespreekt de leerlingen met de stafdocent.

Om de spilfunctie goed te kunnen vervullen is een vertrouwensrelatie met de groep en de individuele leerling van groot belang.  Dit betekent dat de mentor contacten onderhoudt met de leerling, ouder(s)/verzorger(s), collega’s. 

De stafdocent
De stafdocent van een leerjaar is de centrale persoon als het gaat om leerling-zaken.

Wanneer de problematiek groot is of dreigt toe te nemen, kan de mentor in overleg met de stafdocent de stap nemen om de leerling aan te melden bij het Zorg Advies Team (ZAT).

De afdelingsleider
De afdelingsleider steunt de stafdocent in zijn activiteiten met betrekking tot de zorg voor de leerlingen. Hij is eindverantwoordelijk.

De zorgcoördinator
De zorgcoördinator coördineert de zorg die nodig is voor leerlingen die in de reguliere begeleiding door de mentor niet voldoende opgevangen kunnen worden. Leerlingen die voor extra zorg in aanmerking komen, worden aangemeld bij de zorgcoördinator.

De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor alle activiteiten voortkomend uit Passend Onderwijs.

De zorgcoördinator verzorgt de contacten tussen externe deskundigen en de school. Tijdens ZAT-vergaderingen worden leerlingen besproken en worden begeleidingsafspraken gemaakt.

De coördinator bewaakt de uitgaven vanuit het budget Passend Onderwijs.

De volgende afspraken voor het opstarten van onderwijs ondersteuning gelden in de school:

  • De mentor voert met de leerling een aantal  (ten hoogste 3) gesprekken om het probleem helder te krijgen. Daarna is het probleem opgelost of wordt de leerling besproken met de stafdocent. Hij bepaalt of er een ZAT aanvraag wordt opgestart.
  • De ouders vullen samen met de mentor het ZAT-aanmeldingsformulier (zie bijlage) in. Zij proberen daarin duidelijk een hulpvraag te formuleren. De mentor bespreekt de zorgleerling met de zorgcoördinator.
  • Niet elke aangemelde zorgleerling wordt besproken in het externe ZAT.

De zorgcoördinator bepaalt of dit noodzakelijk is. In veel gevallen kan de zorg-coördinator, al dan niet in overleg met de leden van het interne ZAT (Ambulante Dienst, orthopedagoog en Schoolmaatschappelijk Werkster) de hulp organiseren. Tijdens externe ZAT vergaderingen is bij voorkeur de (persoonlijk) mentor aanwezig. Besproken adviezen en vervolgbehandeling koppelt de betreffende (persoonlijk) mentor terug naar de ouders en leerling. Alle afspraken gemaakt in het ZAT worden direct ingevoerd in het Leerling Volg Systeem. (LVS)

Aanmelding nieuwe (brugklas) leerlingen

Als er sprake is van een nieuwe leerling met een bepaalde ondersteuningsbehoefte, dan zullen met de ouders en eventueel een vertegenwoordiger van de aanleverende school gesprekken worden gevoerd om de ondersteuningsvraag helder te krijgen. Hiervoor hoeft geen  ZAT -aanvraagformulier ingevuld te worden. De zorgcoördinator maakt een verslag van de gesprekken.

Toelatingsbeleid tot de brugklassen

Het JFC kent de volgende brugklassen:

  • mavo (vmbo-tl)/havo (M/H)
  • havo/atheneum (H/A)
  • atheneum  (A)
  • gymnasium (G)

Van groot gewicht voor de toelating van een leerling tot één van de brugklassen is het eenduidige advies van de basisschool. Dat advies is gebaseerd op:

  • het leerlingvolgsysteem (groep 6,7 en 8)
  • de ervaringen met de leerling in de laatste jaren (leerlinggedrag/studiehouding e.d.)
  • de uitslag van de eindtoets, die ondersteunend aan het advies gebruikt wordt

Verder kent het JFC een open toelatingsbeleid. Van de ouders wordt verwacht dat zij instemmen met de grondslag van de school, dan wel dat zij deze respecteren.

Huiswerkopvang

Er zijn in school mogelijkheden voor het maken van huiswerk; het zogenaamde Vierkante Rooster.

Het JFC werkt ook samen met huiswerkinstituut MB Begeleiding. Zij werken in een lokaal in de school.

Training en Begeleidingsgroepen (Breedtezorg)

Training en begeleidingsgroepen zijn er m.b.t. de volgende thema’s :

Training Beter Omgaan met Faalangst (BOF)
Faalangst vormt  een belangrijk aandachtspunt binnen leerlingbegeleiding. De training bestaat uit ongeveer tien sessies in groepsverband.

Training Sociale Vaardigheden Training (SOVA)
Bij een tekort aan sociale vaardigheden  kan het gaan om angst binnen de  sociale omgangsvormen, maar ook om verkeerd aangeleerde gewoontes. De trainingen zijn er dan ook op gericht om goede sociale omgangsvormen met elkaar te bespreken en te oefenen.

Training Remediërend Bewegingsonderwijs (RBO)
Deze training is bedoeld voor leerlingen die meer hulp nodig hebben dan in de reguliere bewegingsonderwijs lessen gegeven kan worden.

Training Beter Omgaan met Examenvrees
Voor veel leerlingen is het examen een spannend gebeuren. In deze training wordt geleerd met spanning om te gaan, zodat een leerling op zijn niveau kan presteren.

Aanmelding voor de trainingen gebeurt in overleg met de mentor / stafdocent en zorgcoördinator. Bij alle trainingen worden ouders / verzorgers nauw betrokken.

Dyslexie / Dyscalculie
De school hanteert een dyslexie- en dyscalculiebeleid, waarbij in protocollen is beschreven welke faciliteiten er voor leerlingen zijn. Hierbij worden de landelijke richtlijnen gevolgd.

Remedial Teaching (RT)
De school kent RT-mogelijkheden. Aanvraag voor een RT traject gaat via de zorgcoördinator.

NT 2
De lessen NT2 zijn bedoeld voor leerlingen die extra hulp kunnen gebruiken bij de Nederlandse taal. Deze leerlingen hebben Nederlands niet als moedertaal.